Direct je persbericht verspreiden onder journalisten, social-media en zoekmachines.
Startpunt voor de verspreiding van nieuwswaardige content.
Datum: dinsdag 14 juli 2015
Bron: Actueel Nieuws
De Kock was er 11 juli 1995 bij, toen de Bosnische stad Srebrenica viel. Duizenden moslimmannen- en jongens werden, onder het oog van de Nederlandse militairen van Dutchbat, afgevoerd en vermoord.
Drie jaar later keerde hij op verzoek van het Algemeen Dagblad met een verslaggever terug naar het vluchtelingendorpje Vuzuca, vlak bij Srebrenica. 'Daar hebben we een reportage gemaakt over weduwen en kinderen. Ik maakte een aantal foto's in dat dorpje.'
Augustus 1998, Vuzuca, rechts Admir.
En, zeventien jaar later, ziet hij een van de jongens die hij toen fotografeerde terug. In Haaften, bij zijn eigen huis. De jongen was meegekomen met een schilder die hij in de arm had genomen, een Bosnische vluchteling genaamd Ramo.
Met deze man raakte De Kock al snel aan de praat over Bosnië en Srebrenica. Toen de man hoorde dat De Kock er in de jaren negentig foto's had gemaakt, vroeg hij of hij die mocht zien. Dat mocht hij. Hij had zijn neef bij zich, Admir, die hier op vakantie was. En wat bleek: een van de jongetjes op de foto was Admir. 'Ze sloegen steil achterover.'
Admir komt een kijkje nemen bij zijn schilderende neef Ramo.
Admir, inmiddels weer terug in Srebrenica, heeft van De Kock afdrukken meegekregen.
Cor de Kock vertelde er maandag over op Radio Gelderland:
Bron: Omroep Gelderland