Direct je persbericht verspreiden onder journalisten, social-media en zoekmachines.
Startpunt voor de verspreiding van nieuwswaardige content.
Datum: donderdag 12 september 2013
Bron: Actueel Nieuws
De Bilt, 12 september 2013 - Advies- en ingenieursbureau Grontmij heeft van Provincie Noord-Brabant de opdracht gekregen om de capaciteitsvergroting van de N279 langs de Zuid-Willemsvaart tussen ’s-Hertogenbosch en Veghel voor te bereiden. De voorbereiding omvat het opstellen van een DBm-contract (UAV-gc 2005) en het voorbereiden en begeleiden van de Europese aanbesteding. Grontmij zal het contract opstellen op basis van het beoordelingskader van BREEAM Infra, waardoor de toekomstige aannemer een meetbare duurzaamheidprestatie zal moeten leveren. Het contract wordt eind maart 2014 opgeleverd.
De N279 verbindt de A2 in Noord-Brabant met de N273 in Limburg en heeft daarmee een belangrijke functie in de regio. Vooral ’s ochtends en ’s avonds kampt het traject tussen ’s-Hertogenbosch en Veghel structureel met files. De aanpassing is onderdeel van de gebiedsvisie van Provincie Noord-Brabant waarin het toekomstperspectief voor de N279 en de randvoorwaarden voor de uitbreiding en inpassing van de N279 zijn beschreven. Door de ombouw van de weg naar een 80 km/u stroomweg met twee rijstroken per richting, moeten kruisingen en toegangswegen worden aangepast. Naast het opstellen van het contract voert Grontmij onderzoeken uit op het gebied van grondmechanica, archeologie, flora en fauna.
BREEAM Infra
Ad van der Velden, projectleider Grontmij legt uit hoe het project de omgeving zal beïnvloeden. “Door de capaciteitsvergroting van de N279 worden oude dorpskernen nabij de huidige weg ontlast, waardoor de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid in de regio worden vergroot.” Verder is hij opgetogen over de waardering die Provincie Noord-Brabant Grontmij gaf voor het toepassen van BREEAM Infra. “Op deze wijze kunnen we beter inzicht geven in de te verwachten duurzaamheidsprestaties van dit contract. Dit is in infrastructurele projecten nog niet gebruikelijk”.
bron: Joop van Houdt, Rijkswaterstaat